Compassie in tijden van corona #5
Ik zit in thuisisolatie. De reden: ik snotter na mogelijk contact met een coronapatiënt.
Ik snotter eigenlijk altijd in deze tijd van het jaar. Het is buiten koud, binnen warm, en de bomen gaan in bloei.
Ik hoest niet, ik ben niet benauwd, ik heb geen keelpijn en geen koorts. Maar toch zit ik hier te wachten op de uitslag van de coronatest.
Voor zover ik nog geen moeite had met het beperkte patiëntencontact.
Onze voor- en achtergevel zijn van glas, maar ik snap ineens wat het betekent ‘als de muren op je af komen’. Wat moet er wel niet in patiënten omgaan die wachten op een testuitslag? Of ze kanker hebben. Een darmziekte. Of reuma.
Ik ben eigenlijk een grote pietlut, maar ik begin nu een ietsiepietsie beetje te snappen hoe het moet zijn als patiënt om te moeten omgaan met onzekerheid. Wat een kwelling.
Na 54 uur (en drie neurotische mailtjes van mijn zijde of de uitslag al bekend is) volgt het verlossende antwoord: geen corona.
Gelukkig maar. Dat snotteren was trouwens ook al gestopt. Zul je altijd zien.
En toen kwam dat knagende stemmetje in mijn achterhoofd: gelukkig maar? Nu kun je toch alsnog besmet raken?
Ja, gelukkig maar, want nu kan ik weer aan het werk. Iets doen! Op naar het (noodgedwongen beperkte) contact met mijn patiënten.