Het leven kan soms zo oneerlijk zijn
Het is weer tijd voor een avonddienst. Deze maand ben ik voor bijna alleen maar avonddiensten ingeroosterd. Als ochtendmens viel het me wat zwaar toen ik het rooster ontving. Na een avonddienst moet ik altijd bijkomen, maar ook ik begin tegen mijn verwachting in te wennen aan het late. In tegendeel, ik betrap mezelf erop dat ik om één uur s ´nachts al snoepend door mijn Instagram scrol. Een avonddienst heeft wel wat, denk ik bij mezelf!
Eenmaal op de afdeling lees ik mij in. Het is weer een interessant scala aan patiënten met ziektebeelden die ik deze avond tegenkom. Eén patiënt in het bijzonder trekt mijn aandacht. Een patiënt met flinke co morbiditeit. Tegenwoordig zie ik dit steeds vaker vanwege de vergrijzing, waardoor ik bijna zou kunnen zeggen dat ik het normaal begin te vinden. De patiënt ligt in bed. Een wat benauwde, reutelende ademhaling klinkt door de kamer. Ik zie een neusbril. Twee liter zuurstof las ik in de rapportage. Ik zie sondevoeding, maar zoals ik in de rapportage verder lees eet de patiënt daarnaast wel nog wat. Als laatst zie ik een continu infuus met NaCl 0,9%.
De patiënt heeft net een slecht nieuwsgesprek gehad waarin ook naar voren kwam dat de patiënt niets meer per os mag. Vooralsnog komt de patiënt niet ontdaan op mij over. Bij mezelf merk ik daarentegen wel wat op. Iets wat ik normaliter wel opzij kan zetten. Medelijden. Wat slecht kunnen sommige mensen het treffen en wat oneerlijk kan het leven soms zijn.
Ik loop langs de rest van de patiënten en stel mij zoals gewoonlijk voor. “Ik ben Nienke en ik ben verpleegkundige in opleiding. Vanavond zal ik voor u zorgen”. Ik maak een kort praatje en wordt midden in het gesprek onderbroken door het luide geluid van mijn pieper. De patiënt waar ik net bij was, waarbij ik het medelijden voelde, had op de bel gedrukt. Ik rond het gesprekje af en loop naar de patiënt. Totaal ontdaan tref ik de patiënt aan. De tranen biggelen over haar wangen. Een van mijn collega´s had haar glaasje water weggehaald. Wat was het leven nu nog waard. Niet meer zelfstandig kunnen eten en drinken. De dokter had nog wel zogezegd dat ze wel voorzichtig wat kon drinken, zolang het maar kleine slokjes zijn. Ik pak een geribbelde beker met een tuitje en stel de patiënt gerust. Ik geef haar de beker water en laat haar wat drinken. "Natuurlijk mag dat, ik zal erbij zijn zodat u zich niet verslikt. Al belt u mij honderd keer vanavond, we zorgen er samen voor dat u wat kunt drinken."
** Omwille van privacy, worden er geen namen genoemd en zijn sommige situatieschetsen veranderd. **