In gesprek met… Anatoom Prof. dr. Ronald Bleys
Elke maand interviewen we diverse zorgprofessionals over hun carrière en welk pad zij hebben bewandeld om bij hun huidige functie te komen. Dit keer gaan we in gesprek met Prof dr. Bleys.
Ronald Bleys studeerde geneeskunde in Utrecht. Na zijn artsexamen koos hij voor een carrière als anatoom. Sinds 1987 werkt hij in die functie aan de geneeskunde faculteit van de Universiteit Utrecht, die in het jaar 2000 opging in het UMC Utrecht. Naast zijn onderwijstaak begon hij onderzoek te doen naar het autonome zenuwstelsel en promoveerde hij in 1995 op het proefschrift ‘Innervation of the basal cerebral arteries: pathways and densities’. Een deel van dit onderzoek werd uitgevoerd in Londen op de afdeling, anatomie van de Royal Free Hospital School of Medicine. In 2000 werd hij hoofd van de afdeling Anatomie en in 2012 hoogleraar Klinische Anatomie. In 2013 won hij de docentenprijs van de Universiteit Utrecht.
Binnen de anatomie is zijn echte specialiteit het hoofd-halsgebied, maar hij is vooral een allround anatoom met enorm veel onderwijservaring, niet alleen gericht op het geneeskunde curriculum maar ook op de vervolgopleidingen. Op zijn afdeling vinden vele internationale bij- en nascholingscursussen voor specialisten plaats. Voorts levert hij bijdragen aan vernieuwingen in het onderwijs zoals het ontwikkelen en implementeren van virtuele 3D anatomische modellen.
Zijn onderzoek richt zich nog steeds op het autonome zenuwstelsel, vooral in interactie met het vaatstelsel en ontstekingen. In samenwerking met vooral snijdende specialisten participeert hij regelmatig in klinisch anatomische onderzoeksprojecten. Het onderzoek naar resecties bij slokdarmkanker heeft zich hierbij ontwikkeld tot een belangrijk aandachtsgebied.
Wanneer besloot u om dokter te worden en waarom?
“Al in mijn jeugd raakte ik gefascineerd door het functioneren van het menselijk lichaam. Ik wilde graag meer weten over de bouw en werking ervan en de geneeskunde studie leek mij de beste mogelijkheid daar veel over te leren. Mijn primaire drijfveer was niet zozeer het dokteren, maar de interesse in de mens als biologisch fenomeen.”
Welk advies zou u uw jongere zelf gegeven hebben toen u met uw studie begon, nu u uw huidige functie heeft?
“Blijf nieuwsgierig en probeer je nieuwsgierigheid te bevredigen. Accepteer onzekerheden en twijfel. Het past bij de geneeskunde, niet alles is zo rechtlijnig en in hokjes te stoppen als we graag zouden willen. Zelfs binnen de anatomie, waarvan sommigen denken dat het een statisch vak is, kun je tot nieuwe inzichten komen.”
U bent anatoom, wat betekent dit en wat doet u precies?
“Ik hou me bezig met de bouw en functie van de mens in onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De anatomie is geen officieel medisch specialisme. Ik ben dus niet betrokken bij het zorgproces. Een anatoom is niet altijd een arts. Als bioloog kun je ook anatoom worden. Het onderwijs is vooral gericht op de geneeskunde opleiding maar ook op diverse verwante opleidingen, denk aan biomedische wetenschappen en de opleiding tot physician assistant. Zelf hou ik me ook veel bezig met postacademisch onderwijs, dat wil zeggen training van AIOS en nascholingen van medisch specialisten. Dat zijn voor mij de krenten in de pap geworden, omdat dat inhoudelijk veel verder gaat en ik graag met andere disciplines samenwerk. Toch geniet ik nog steeds enorm van het onderwijs aan medisch studenten, van 1e-jaars t/m 6e-jaars. Het is prachtig om te zien hoe jonge mensen zich ontwikkelen en om daaraan bij te dragen in het onderwijs. Het visuele karakter van de anatomie maakt het voor mij een dankbaar vak om te doceren. Studenten kunnen zich ook echt verbazen bij de anatomie studie. Een bijzonder element is dat wij mogen werken met overledenen, mensen die hun lichaam hebben gedoneerd aan de wetenschap. Dat is echt bijzonder en ik ben deze lichaamsdonoren zeer dankbaar voor wat ze betekenen voor onderwijs en onderzoek.
Wetenschappelijk onderzoek wil zeggen dat je de grenzen van je vakgebied verlegt. Het is een creatief en uitdagend proces en kent binnen ons vakgebied diverse vormen. Er wordt wel eens gedacht dat we alleen maar ontleden en beschrijven. Dat is echt niet meer zo. Ons onderzoek is vaak gericht op functie en we begeven ons op microscopisch en mesoscopisch niveau. Met speciale kleuringstechnieken gaat er een wereld voor je open. We werken veel aan het autonome zenuwstelsel. Omdat we kunnen beschikken over humaan materiaal hebben we ook een faciliterende instelling naar het onderzoek dat in de kliniek gebeurt. Denk aan nieuw operatietechnieken, benaderingen, vascularisatie en innervatie aspecten, lymfedrainage en ook nieuwe instrumenten en andere devices. We werken veel samen, binnen het UMCU en ook daarbuiten. Dat maakt het vakgebied ook zo leuk, er is veel variatie.
"Wetenschappelijk onderzoek wil zeggen dat je de grenzen van je vakgebied verlegt. Het is een creatief en uitdagend proces en kent binnen ons vakgebied diverse vormen."
Als afdelingshoofd heb ik nog een derde taak, die van manager. Daar horen veel werkzaamheden bij, veelal niet vakinhoudelijk maar wel belangrijk. Denk aan personeel en financiën, maar ook alles wat met onze stoffelijke overschotten te maken heeft; van de infrastructuur op de snijzaal tot en met de herdenkingsbijeenkomst voor de nabestaanden van onze lichaamsdonoren.”
Waarom heeft u voor anatomie gekozen?
“Eerder vertelde ik al over mijn interesse in de mens als biologisch fenomeen maar ook het toeval heeft wel een rol gespeeld. Als student heb ik diverse jaren als student-assistent anatomie gewerkt. We hadden in die tijd veel meer snijzaal onderwijs dan nu, hele lange practica. Denk aan 24 halve dagen voor de romp en het hoofd-halsgebied. Als 5e-jaars, in de wachttijd voor mijn coschappen, heb ik een half jaar als ‘super assistent’ gewerkt. Ik was supervisor op het practicum en mocht ook colleges geven. Enorm leuk en een fantastische leerschool! Daarnaast gaf ik onderwijs aan een verpleegkunde opleiding, de vakken anatomie en pathologie. Ik merkte dat onderwijs geven me wel lag en had er veel plezier in. Tijdens mijn coschappen raakt ik echter in de ban van bepaalde medisch specialismen. KNO-heelkunde vond ik het allerleukst, dat had ook te maken met mijn interesse in het hoofd-halsgebied. Na mijn artsexamen besloot ik me dan ook te richten op de KNO opleiding en bij het zoeken naar een opleidingsplaats kon ik weer bij de anatomie aan de slag, als docent. Ik dacht dat voor maximaal een jaar te doen maar het liep anders. Er kwam een nieuwe hoogleraar anatomie en hij bood me een vaste aanstelling aan als universitair docent. Vanuit die positie zou ik ook onderzoek kunnen gaan doen en promoveren. Het was een prachtig aanbod en ik moest daar serieus over nadenken. Tenslotte heb ik de knoop doorgehakt en ben ik gegaan voor een wetenschappelijke en niet voor een klinische carrière. Terugdenkend aan mijn primaire drijfveer om geneeskunde te gaan studeren was dat ook weer niet zo gek.”
Wat voor skills moet een medicus/wetenschapper hebben om een anatoom te worden?
“Allereerst moet je affiniteit met het onderwijs hebben. Onderwijs is voor ons een kerntaak en als je je daar niet maximaal voor wil inzetten dan moet je er niet aan beginnen. Daar hoort dan ook een dosis geduld bij, hetgeen ook van pas komt als je ontledingen doet. In mijn jonge jaren als anatoom heb ik veel ontleed en veel preparaten gemaakt voor het onderwijs, maar ook voor mijn eigen scholing. Dat is rustgevend werk. Geduld en precisie zijn dan ook goede eigenschappen. Als wetenschapper moet je vooral nieuwsgierig en kritisch zijn. Durf te twijfelen. En je moet tegen tegenslag kunnen. Het loopt in de wetenschap wel eens anders dan je zou wensen. Ik hou van de combinatie onderwijs en onderzoek, ze versterken elkaar.”
"Als wetenschapper moet je vooral nieuwsgierig en kritisch zijn. Durf te twijfelen."
Wat vindt u het leukst aan het beroep van anatoom?
“Enorm leuk vind ik de variatie. We bestrijken de gehele mens, hebben kennis van alle orgaansystemen en werken daarom in onderwijs en onderzoek met veel disciplines samen. Vroeger was het onderwijs overwegend monodisciplinair. Je gaf je eigen vak, hoorcolleges, practica en een tentamen. Nu wordt het onderwijs multidisciplinair gegeven en dat is echt veel beter. Bovendien leert de student basisvakken in een klinische context. Nadeel kan wel zijn dat je vakgebied versnipperd raakt en dat studenten geen samenhang zien. Daar moet je goed op inspelen. Maar de variatie en de vele samenwerkingen zijn leuk en leerzaam. Ik heb veel van andere vakgebieden geleerd en profiteer daarvan binnen mijn onderwijs en onderzoek.
Voor mij persoonlijk komt daar nog bij dat ik gedurende mijn carrière veel contacten in het buitenland heb kunnen leggen en ook wel eens elders onderwijs geef zoals in Tbilisi (Georgië) en Warschau. Voor Georgische studenten organiseren we een Summer School want in hun land kunnen ze geen snijzaalonderwijs krijgen. Internationalisering is echt verrijkend!”
Wat vindt u het minst leuk eraan?
“Onderwijs heeft een bepaalde repetitiefactor. Elk jaar komen dezelfde elementen terug. Daarom is het goed dat er regelmatig wat verandert en ben ik blij met steeds nieuwe uitdagingen bij cursussen voor specialisten. Het nakijken van tentamens behoort tot mijn minst favoriete bezigheden.”
In 2013 heeft u de docentprijs gewonnen van de Universiteit Utrecht. Hoe definieert u goed onderwijs?
“Als jonge docent zei ik: verplaats je in je publiek, realiseer je wat voor hen lastig kan zijn. En blijf goed voorbereiden, draai niet te veel op routine. Die elementen zijn nog steeds belangrijk. Nu zou ik vooral toevoegen: bedenk wat je wil bereiken met je onderwijs. Wat moet men opdoen aan kennis, inzicht en vaardigheden? En hoe kan dat efficiënt en eventueel ook nog leuk? Hoe langer ik meedraai des te meer vraag ik me af of bepaalde anatomische termen wel zo belangrijk zijn voor een arts. Begrijp me niet verkeerd, je moet echt wel termen kennen maar zeker niet alle. Ik richt me regelmatig op concepten, logica en samenhang. Dat is dus allemaal inhoud. Verder vind ik de interactie belangrijk. Uiteraard zal de student zelf moeten leren en tijd moeten investeren maar goede interactie kan enorm stimuleren en motiveren. Onze practica zijn hier natuurlijk zeer geschikt voor, evenals het werkgroep onderwijs. Maar ook het hoorcollege biedt veel mogelijkheden om er voor studenten een goede onderwijservaring van te maken. De inzet van digitale middelen biedt extra mogelijkheden. Ook hiervoor geldt: doe het met een duidelijk doel voor ogen en maak het niet vrijblijvend. De diverse onderwijsvormen dienen elkaar aan te vullen en bij te dragen aan de vooraf opgestelde leerdoelen.”
Hoe is uw vakgebied de afgelopen jaren veranderd?
“Zoals eerder genoemd zijn we binnen het onderwijs van monodisciplinair naar multidisciplinair onderwijs gegaan, De hoeveelheid snijzaalonderwijs is afgenomen. Daarentegen is er veel onderwijs voor specialisten in opleiding bijgekomen evenals nascholingen voor specialisten. Binnen het onderzoek is de samenwerking enorm toegenomen. Inhoudelijk is de macroscopische anatomie uiteraard niet veranderd, en dat zie ik in de nabije toekomst ook niet gebeuren, zo veranderlijk is de bouw van de mens niet op de korte termijn ☺.”
Kunt u een typische dag van een anatoom in het UMC Utrecht beschrijven?
“Elke dag is anders maar laat ik een fictieve dag beschrijven, met elementen die regelmatig voorkomen. In de ochtend start ik mijn computer op en bekijk de binnengekomen emails, enkele beantwoord ik. Dan geef ik twee uur college aan 2e-jaars over de Functionele Anatomie van het Spijsverteringsstelsel. Terug uit de collegezaal schuif ik aan bij de koffiepauze van de afdeling. We hebben dagelijks samen koffiepauze, heel belangrijk voor de contacten, informeel overleg en ook gezellig. Ik haast me, want er is een afspraak met een orthopedisch chirurg die komt praten over het gezamenlijk opzetten van een onderzoeksproject. Aansluitend spreek ik een promovendus van me over de voortgang van het onderzoek. Dan weer mails beantwoorden en vervolgens tussen de middag stafoverleg terwijl we lunchen. Dan bespreek ik enige zaken met het secretariaat, teken een aantal brieven en begeef me vervolgens naar de snijzaal waar ik 2 KNO-assistenten begeleid die de anatomie van het hoofd-hals gebied bestuderen. Ze hebben ieder een half hoofd om te ontleden en regelmatig loop ik langs om supervisie te geven. Tussen de supervisie momenten door bekijk ik de opzet van een artikel van een promovendus en schrijf er mijn commentaar en suggesties bij. Aan het eind van de dag is er nog een uur vergadering met alle afdelingshoofden van de divisie Heelkundige Specialismen, daar maken wij met onze afdeling onderdeel van uit. Om half zeven fiets ik naar huis, moe maar voldaan.”
Hoe verloopt het proces als overledenen naar het lab komen?
“We hebben twee prosectoren in dienst die zich over de lichamen ontfermen. De meeste lichamen worden geconserveerd met formaldehyde. Hiervoor wordt de a. femoralis opgezocht en bloed afgenomen voor virologisch onderzoek. We testen op HIV en hepatitis B en C en sinds kort ook via een keel-neus swab op het corona virus. Dan gaan er twee canules in de a. femoralis, antegraad en retrograad, en wordt er 10-12 liter formaldehyde in het vaatstelsel gepompt, onder druk. Hiermee bereik je vrijwel het gehele lichaam met uitzondering van de niet-gevasculariseerde weefsels zoals de epidermis. Daarom gaat het lichaam daarna in een bassin met een geringe formaldehyde concentratie, dat is dus voor de uitwendige balseming. Het lichaam ligt enige maanden in het bassin en gaat daarna in de koeling totdat het gebruikt wordt, vooral voor het onderwijs.
Een kleiner deel van de lichamen wordt ingevroren. We hebben een enorme vrieskamer. Als daarna lichaamsdelen ontdooid worden zijn ze weer soepel en zeer geschikt voor cursussen voor specialisten. Zo hebben we onder meer arthroscopie onderwijs van schouder, elleboog en knie voor orthopedisch chirurgen, minimaal invasieve slokdarm- en maagchirurgie voor oncologisch chirurgen en aangezichtschirurgie voor plastisch chirurgen.
Gemiddeld duurt het gauw 1,5 tot 2 jaar voordat alle delen van een lichaam gebruikt zijn. De restanten gaan in kisten naar een crematorium.”
"Gemiddeld duurt het gauw 1,5 tot 2 jaar voordat alle delen van een lichaam gebruikt zijn. De restanten gaan in kisten naar een crematorium.”
Heeft u ongewone of unieke ervaringen met overledenen?
"Niet zozeer. Iedereen, docent en student, gaat met veel respect om met de lichamen. Ik ben er zeer dankbaar voor dat men een lichaam belangeloos wil afstaan en dat de nabestaanden meewerken terwijl hun overleden dierbare toch binnen 24 uur bij ons moet zijn. We hebben wel eens bijzondere bevindingen, ziektes of anatomische variaties. Het meest unieke vind ik eigenlijk als een persoon overweegt zijn of haar lichaam te schenken aan de wetenschap en langs wil komen voor een gesprek. In de meeste gevallen is het vooral een administratieve aangelegenheid via het secretariaat, en uiteraard krijgt men voorlichting. Maar een enkeling komt langs en ik maak daar graag tijd voor. Iedereen heeft een uniek verhaal en vertelt over beweegredenen. Het is ook een soort kennismaking, men ziet waar men terecht komt en ook wie we zijn. Het is voor mij altijd een bijzondere ervaring, zo’n gesprek.”
Waar werkt u nu aan?
“Voorbereiding voor het blok Vorm en Functie dat in september van start gaat voor de nieuwe 1e-jaars. Vanwege de corona pandemie gaat veel onderwijs nog digitaal en dat vraag extra voorbereiding. Verder gaan we met de onderzoekers werken aan nieuwe projecten. Er komen enkele promoties aan en dat betekent ook dat er weer ruimte komt voor nieuwe zaken.”
Wat vindt u leuk om te doen buiten uw werk als anatoom? Wat zijn uw hobby’s?
“Muziek! Ik luister veel en ik speel gitaar. Al sinds mijn vroege studententijd ben ik actief als gitarist in bands. Ik heb heel wat opgetreden vooral in de jaren 80. Ik heb toen ook plaatjes gemaakt en ben op de radio geweest. Het was een mooie tijd! Ik speel nog steeds in een band, hardrock, en componeer zelf de muziek. We hebben een paar CD’s gemaakt en willen weer opnieuw gaan opnemen. Maar vanwege de COVID-19 crisis ligt het even stil. Het is natuurlijk een hobby, ik hoef er niet van te leven, maar het is wel belangrijk voor me.”
Heeft u adviezen voor jonge wetenschappers en medische studenten die een carrière op het gebied van anatomie nastreven?
“Zoek contact met anatomen, word student-assistent op snijzaal en probeer wetenschappelijk onderzoek te doen. Na je artsexamen kun je proberen of je de tijdelijke functie van juniordocent kunt krijgen. Je ontdekt op deze manieren of je het vak in de praktijk leuk vindt. Velen studeren geneeskunde om als praktiserend medicus aan de gang te gaan. Als anatoom zie je geen patiënten, dat moet je je realiseren. Maar je ziet heel veel studenten en veel collegae van andere disciplines. Het vak kent veel variatie en het gegeven van de lichaamsdonatie geeft een extra dimensie!”