Interview met dr. Frank van de Goot, forensisch & klinisch (neuro)patholoog
Bij Eethuys-Café ‘De Generaal’ zit dr. Frank van de Goot al te wachten. Van de Goot is ontegenzeggelijk ‘s lands bekendste forensisch patholoog, een bekendheid die hij mede dankt aan het WNL-programma Doden Liegen Niet. Daarnaast vormen geruchtmakende zaken in Oeganda (Sophia Koetsier), Mallorca (Wouter van Luijn) en Maleisië (Ivana Smit) een deel van zijn internationale reputatie.
Van de Goot blijkt een type dat zich niet leent voor een (semi-)gestructureerd interview: tientallen onderwerpen passeren de revue, van zijn frustratie over het karige pathologie-onderwijs in de geneeskundeopleidingen tot Joran van der Sloot. Het onderstaande is een zeer losjes geparafraseerde weergave van het gesprek met dr. Frank van de Goot.
Allereerst: wat doet een forensisch patholoog en wat is het verschil met een klinisch patholoog?
Na een overlijden schouwt de behandelend arts de overledene. Indien de schouwend arts zich niet kan overtuigen van het intreden van de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak (d.w.z.: ‘ieder overlijden dat uitsluitend het gevolg is van spontane ziekte, inclusief een complicatie van een lege artis uitgevoerde medische behandeling’), neemt deze contact op met de gemeentelijk lijkschouwer. Indien ook deze niet overtuigd is van een natuurlijk overlijden, acteert de officier van justitie op basis van ‘redelijke vermoedens voor enig strafbaar feit’. Bestaat dit vermoeden, dan kan de OvJ besluiten tot nader onderzoek en dát is het moment waarop de forensisch patholoog wakker gebeld kan worden. Daarentegen houdt een klinisch patholoog zich indirect bezig met levende patiënten. Als tijdens een operatie weefsel is gebiopteerd, wordt dat
opgestuurd naar de klinisch patholoog, die vervolgens de daadwerkelijke diagnose stelt en adviseert omtrent de behandelmogelijkheden.
Veel geneeskundestudenten beginnen de studie met de ambitie huisarts, internist of kinderarts te worden. Waarom beslo…
‘Tijdens de LTS’, onderbreekt Van de Goot me, ‘beweerde een vriend als bijbaantje lijken te wassen. Een compleet uit de duim gezogen verhaal, maar mijn fascinatie was gewekt en 22 jaar later zou ik forensisch patholoog zijn.’
Hoe heeft u destijds uw geneeskundeopleiding aan het VUmc beleefd?
Van de Goot memoreert een peergroup meeting waarin studenten elkaar hun droomspecialisme vertelden. Nadat hij zei een carrière als patholoog te ambiëren, werd er door de docent lauwtjes gereageerd met: ‘maar houd je dan niet van mensen?’ Van de Goot bevindt zich ‘ergens’ op het autismespectrum en dat zat hem tijdens zijn basisopleiding nog weleens dwars. ‘Het lastige van autisme is’, zo vertelt hij vol zelfspot, ‘dat de hele wereld anders denkt dan jij. Dat andersdenkend-zijn heeft menig docent tegen de haren ingestreken en ook met mijn rusteloze hang naar ‘de waarheid’ maakte ik niet altijd vrienden. Maar uiteindelijk is het goed gekomen, al ben ik inderdaad geen mensenmens.’
Was u intrinsiek geïnteresseerd in geneeskunde of was de opleiding simpelweg een middel om het doel te bereiken?
‘Absoluut een middel!’ Van de Goot legt uit dat hij vrijwel alles tijdens de opleiding probeerde te interpreteren door een pathologiebril. Overigens bevond het pathologieonderwijs zich in net zo’n erbarmelijke staat als tegenwoordig, zegt hij. Hij herinnert zich nog de histologieles, waar studenten, gewapend met balpennen, een mestcel met granules moesten tekenen. ‘Allemaal willen we mensen helpen, wereldverbeteraartje spelen en de heroïsche chirurg uithangen.
Niemand kiest voor geneeskunde omdat-ie later met rottende lijken wil werken.’
U wel. Hoe zag die weg eruit?
Van de Goot legt uit dat er in Nederland geen geaccrediteerde opleiding tot forensisch patholoog bestaat. Iedere Nederlandse forensisch patholoog is tevens klinisch patholoog en je mag jezelf pas forensisch patholoog noemen als je aan een aantal kwaliteitscriteria voldoet. Criteria waar je volgens Van der Goot louter aan kunt voldoen als je bij het NFI werkt. Zelf heeft hij ongeveer tien jaar bij het NFI gewerkt, maar vanwege interne disharmonie is hij daar weggegaan. Of, zoals hij het zelf zegt: ‘Er is geen lijk waar ik onpasselijker van wordt dan van managers.’
U bent fervent pleitbezorger voor het verhogen van het aantal obducties in Nederland, zowel forensisch als klinisch. Waarom is dit belangrijk?
‘In Nederland overlijden jaarlijks om en nabij 150.000 mensen. Daarvan worden er zo’n 3000 aangeboden voor klinische en maar 250 voor forensische obductie bij het NFI. Eigen onderzoek laat zien dat de opgetekende doodsoorzaak van in het ziekenhuis overleden patiënten in zo’n 20-25% van de gevallen onjuist is en dat dit bij huis- en schouwartsen zelfs 50% is!’ Van de Goot gaat steeds harder praten, ik merk dat dit onderwerp hem raakt. Hij vraagt mij één doodsoorzaak
te noemen die aan de buitenkant zichtbaar is. In de manier waarop hij de vraag stelt, schuilt het antwoord: géén. ‘Als er in dit land iemand overlijdt zonder verdenking op een misdrijf, fantaseren we de B-verklaring (doodsoorzaakverklaring) doodleuk bij elkaar. Prima, maar een B-formulier wordt eerst CBS-statistiek en daarna overheidsbeleid. Voorbeeld: een overheidscampagne om het aantal zelfdodingen te beteugelen, omdat met droge ogen wordt beweerd dat de suïcidecijfers nog nooit zo hoog waren. Dit is niet waar, het aantal mensen met de diagnose zelfdoding was nog nooit zo hoog. We onderzoeken het niet, dus we kunnen er simpelweg geen conclusies aan verbinden. Een depressieve vrouw wordt dood in bed gevonden met naast zich een lege pillenstrip. Tuurlijk, overduidelijk zelfdoding. Tenminste, zonder obductie, want ik vond de échte doodsoorzaak: hersenbloeding.
Het aantal obducties moet dus omhoog vanwege de betrouwbaarheid van onze overlijdenscijfers?
‘Dat is de beleidsmatige kant. Vanuit forensisch perspectief moet het aantal obducties omhoog omdat we eenvoudigweg misdrijven overschatten én missen. Neem de overleden zwangere, die volgens justitie toch wel onder verdachte omstandigheden was overleden. Doe je een obductie, dan vind je eclampsie-geïnduceerde epilepsie. Of een verstandelijk beperkt meisje van zeventien dat overlijdt aan gemetastaseerd cervixcarcinoom. Tja, kanker, een natuurlijke doodsoorzaak, dus einde zaak. Nee, zó jong en uitgezaaide baarmoederhalskanker zonder aanwijsbare oorzaak, dát is pas verdacht! Daarnaast is er nog zoiets als volksgezondheid. Een sportieve jongvolwassene overlijdt en er blijkt bijvoorbeeld sprake van een aritmogene rechterventrikeldysplasie, een erfelijke hartritmestoornis die bij familieleden mogelijk behandeld kan worden voordat hen eenzelfde lot is beschoren. En dan is er ook nog het belang van obducties voor de evaluatie van behandelingen. Er zijn tegenwoordig talloze immuuntherapieën beschikbaar, maar stelt dat iemand toch overlijdt aan kanker, waarom zou je hem dan niet onderzoeken en kijken naar bijvoorbeeld resistente tumorfragmenten?’
Waarom niet, inderdaad?
Geld. Van de Goot legt uit dat de zorgverzekering stopt na het overlijden. Zou dit doorlopen tot aan de uitvaart, dan kan obductie door de verzekeraar bekostigd worden. Nu toont hij zich cynisch. ‘Dan heb je nog de kwestie van mooie cijfers. Als je niet kijkt, vind je ook geen OK-complicaties, wat erg gunstig is voor contracten met verzekeraars.’ Wat volgens Van de Goot ook meespeelt, is onwetendheid over obducties, zowel bij artsen als patiënten. ‘Veel artsen hebben een totaal verkeerd beeld van obducties en raden het nabestaanden zodoende zelfs af. Ooit zei iemand: ‘doe maar geen obductie, want daarna kan je geen afscheid meer nemen’. Ze doelde erop dat we het lichaam totaal verminkt en in
reepjes terug zouden sturen. Wat een onzin!’
Ligt daar dan de oplossing voor het probleem, door de financiën en bekendheid te verbeteren?
‘Onder andere, maar ook jullie geneeskundestudenten zullen eraan moeten geloven! Pathologie is zoals gezegd nog maar een splintertje in de opleiding. Zorg dat studenten lijkschouwonderwijs krijgen en in ieder geval weten van de meerwaarde van obducties. En als je toch bezig bent, laat studenten dan zien dat pathologen niet in de krochten van het ziekenhuis onder flikkerende en zoemende tl-buizen weggemoffeld zitten, maar dat zij een heel centrale rol in de zorg voor zowel levende als overleden patiënten spelen!
Dr. van de Goot werd geïnterviewd door Bram.
Hoi! Ik ben Bram, vierdejaars geneeskundestudent en over een maandje begin ik met de coschappen. Mijn interesse voor alles wat onbekend is, probeer ik te laten belanden in mijn blogs voor Compendium Geneeskunde!